Ook al zijn er nog altijd meer dan 8.000 transportbedrijven in België, de transportsector wordt nog altijd gekenmerkt door concentraties. Fusies en overnames zijn schering en inslag, maar bij elke transactie is het een uitdaging om de waardering van het bedrijf te bepalen. Intraco Consulting ontwikkelde een methode op basis van de EBTIDA. In een sector die nog altijd gedomineerd wordt door familiale structuren, is het meestal een behoorlijke klus om de waarde van een onderneming te bepalen. “De echte waarde van een bedrijf wordt door de zaakvoerder vaak foutief ingeschat”, zegt Xavier Deltour, Senior Consultant van Intraco Consulting. EBITDA met correctiemarge Hoeveel bedrijven hebben er het bijltje bij neergelegd omdat de cijfers ontregeld waren door onberedeneerde gegevens? Om tot een correcte schatting te komen, is het noodzakelijk om de boekhoudkundige gegevens uit het verleden te analyseren in combinatie met een schatting van de toekomstige ontwikkeling. Het komt erop aan om alle gegevens zorgvuldig af te wegen en een waarde te berekenen die als basis kan gebruikt worden bij de uiteindelijke onderhandelingen. “De evaluatie van het patrimonium, die gebaseerd is op de herziene netto activa, geeft totaal geen inzicht in de toekomstige rentabiliteit van het bedrijf. De activa van een transportbedrijf bestaan hoofdzakelijk uit voertuigen en geven aan de toekomstige aandeelhouders een indicatie van het te behalen rendement”, zegt Xavier Deltour, die zelf de voorkeur geeft aan een methode, gebaseerd op een multiplicator van de EBITDA. In deze methode gaat men uit van het potentieel van de onderneming omdat er rekening wordt gehouden met externe factoren (macro-economische aspecten bijvoorbeeld). “De EBITDA wordt bovendien niet beïnvloed door de financiële structuur van het bedrijf, noch door het beleid op het vlak van afschrijvingen en voorzieningen. Deze elementen kunnen overigens makkelijk worden bijgestuurd door de overnemer”, aldus Xavier Deltour. De bruto cijfers moeten echter wel gecorrigeerd worden door andere boekhoudkundige gegevens te analyseren. Hierbij denken wij bijvoorbeeld aan uitzonderlijke kosten of producten, die boekhoudkundig deel uitmaken van de exploitatiewinst. Andere voorbeelden zijn de zogenaamde ‘fictieve kosten’ (kosten die niet onmiddellijk gelinkt zijn aan de activiteit van het bedrijf) of voorzieningen voor lopende geschillen. Van zodra deze factoren geneutraliseerd zijn, kan er een gemiddelde EBITDA opgemaakt worden van de voorbije drie jaar. Risicofactor Op deze gemiddelde en ‘gecorrigeerde’ EBITDA wordt vervolgens een multiplicator losgelaten, die de overnemer (zie kader) een beeld moet geven van de eventuele risico’s. Hoe groter de multiplicator, hoe sterker het bedrijf en hoe lager het risico voor de investeerder. “De multiplicatorcoëfficiënt moet bepaald worden in functie van een uitgevoerde benchmark binnen de sector waarin het bedrijf actief is. Deze benchmark is eigenlijk een vergelijking met andere reeds gerealiseerde transacties”, voegt Xavier Deltour eraan toe. Deze evaluatie bestaat uit een nauwkeurige analyse van de sterktes en de zwaktes van het bedrijf op het vlak van de economische omgevingsfactoren, kwaliteit en financieel beheer (zie kader). Van de op die manier verkregen K-factor moeten de netto financiële schulden nog worden afgetrokken om een betrouwbaar zicht te hebben op de waarde van het bedrijf dat in de aanbieding staat. Door er de netto schulden uit te halen, elimineert men de impact van de gekozen financieringsmethode voor het wagenpark. Bij operationele leasing zal deze post terug te vinden zijn bij diverse goederen en diensten, bij financiële leasing zal men onder de passiefzijde van de balans moeten kijken. “Deze methode is perfect toepasbaar op familiale KMO’s, die geen deel uitmaken van één of andere groep”, voegt Xavier Deltour er voor alle duidelijkheid aan toe. Met het oog op de onderhandelingen is hij van oordeel dat het aangewezen is om minstens twee evaluatieformules te gebruiken.
“De EBITDA worden niet beïnvloed door factoren die door de overnemer gemakkelijk kunnen aangepast worden.” (Xavier Deltour, Intraco Consulting)
Twee manieren om de EBITDA te berekenen
EBITDA = Earnings Before Interest, Taxes, Depreciation & Amortisation. Het is een weergave van het bruto exploitatie-overschot en bevat het resultaat voor afschrijvingen, provisie, belastingen en intresten. Methode 1 Omzet – Aankopen – Externe kosten – Personeelskosten Methode 2 Nettoresultaat + intresten + belastingen + afschrijvingen en voorzieningen
Waardebepaling
Elk relevant criterium wordt geanalyseerd en krijgt vervolgens een score van 2, 4, 6 of 8 (om medianen te vermijden). De volgende criteria worden in overweging genomen: – Omgevingsfactoren (bereikbaarheid van de onderneming, infrastructuur, concurrentie, stabiliteit van de contracten, uitbreidingsmogelijkheden ter plaatse…) – De kwaliteit van het personeel (imago van het bedrijf, sociale balans, beleid op het vlak van opleidingen, gemiddelde leeftijd, sterkte van de organisatie, productiviteit, geschillen en naleving van de normen…) – Het financieel beheer van het bedrijf (nettomarge, algemene rentabiliteit, werkkapitaal, rentabiliteits-, solvabiliteits- en liquiditeitsratio’s…) Het geheel van deze drie criteria levert een score op. De optelling van deze scores zijn op hun beurt de weergave van de ‘sterkte’ van het bedrijf. Deze ‘sterkte’ wordt vervolgens afgewogen t.o.v. een vooraf bepaalde matrix, die varieert van sector tot sector (met vergelijkbare parameters is een transportbedrijf bijvoorbeeld minder aantrekkelijk dan een farmaceutisch bedrijf). Er wordt ook rekening gehouden met de groeiprognoses van het bedrijf (van ‘nulgroei’ tot 2%). Uiteindelijk komt men tot een ‘K-factor’ die overeenkomt met een multiplicator van de gecorrigeerde EBITDA. Het geeft de waarde aan van de onderneming, na het aftrekken van de netto financiële schulden.