Veel bedrijven blijven gesloten, maar de bedrijven die blijven werken, kunnen in geval van problemen nog steeds rekenen op de reparatie- en bijstandsdiensten van hun merk. Voor het periodieke onderhoud zal echter moeten worden gewacht tot het einde van de inperking.
Voor alle merken geldt dat, al komt de verkoop van voertuigen tot stilstand, de dealers zich moeten organiseren om een minimale dienstverlening te handhaven. Die blijft beperkt tot dringende reparaties en is soms voorbehouden is aan sectoren die als onmisbaar worden beschouwd, overeenkomstig de bepalingen van het ministerieel besluit van 18 maart 2020. Iveco, Renault, de drie merken van PSA, VW, Mercedes-Benz en Ford in het bijzonder hebben zich ertoe verbonden dit te doen, met dien verstande dat deze diensten worden verleend op basis van de beschikbaarheid van personeel en met strikte inachtneming van de door de autoriteiten opgelegde gezondheidsvoorschriften. Het verschil tussen dringende of niet-dringende interventie werd ook overeengekomen tussen de invoerders (Febiac) en de herstellers (Traxio). Ook de mobiele interventieteams (Ford noemt ze haar ‘vliegende artsen’!) blijven zoveel mogelijk operationeel.
Omdat de interventiecapaciteit van de netwerken gedurende de gehele duur van de insluiting beperkt is, beperken sommige merken hun interventies tot prioritaire voertuigen (ambulances, politievoertuigen, brandweerwagens, taxi’s, voertuigen voor het vervoer van levensmiddelen, brandstof, geneesmiddelen en de voertuigen van het verplegend personeel). Wat de levering van reserveonderdelen betreft, lijkt het altijd verzekerd te zijn. D’Ieteren wijst er in het bijzonder op dat er nog steeds een klein team aanwezig is in het centrale magazijn en in bepaalde fabrieken in Duitsland om de levering van onderdelen voor de eigen voertuigen te verzekeren.
