Dit is een zeldzame gebeurtenis: ACEA, die de Europese vrachtwagenfabrikanten vertegenwoordigt, heeft samen met Transport & Environment een gezamenlijke mededeling aan de Commissie gezonden. De twee groeperingen zitten dus op dezelfde lijn wat betreft de behoefte aan oplaadinfrastructuur voor toekomstige vrachtwagens met nulemissie.

11.000 oplaadpunten voor trucks tegen 2025 en 42.000 tegen 2030. Dit is wat in Europa moet worden geïnstalleerd om toekomstige elektrische vrachtwagens van elektriciteit te voorzien. Zoals de twee ondertekenaars aangeven, is de uitdaging aanzienlijk, aangezien we in 2021 vanaf nul beginnen. Terloops zij opgemerkt dat de behoeften naar boven zijn bijgesteld, aangezien de ACEA het in 2020 nog had over 40 000 oplaadpunten van meer dan 350 kW gelijkstroom in 2030.

ACEA en T&E becijferen ook de behoefte aan waterstoftankstations: 300 in 2025 en 1000 in 2030. Ook hier zijn de cijfers naar boven bijgesteld ten opzichte van de ramingen van de ACEA van 2020. Dat T&E deze cijfers valideert is wat verrassender, aangezien de milieuvereniging gewoonlijk uitsluitend ten gunste van batterij-elektrische vrachtwagens communiceert, wat ook deze week weer het geval was tijdens een door haar georganiseerd webinar. Dus vroegen we T&E om haar standpunt te verduidelijken, en hier is het antwoord van Tiziana Frongia, hun expert op het gebied van klimaatbeleid: “Batterij-elektrische vrachtwagens zullen ruim voor 2025 als eerste op de markt komen, terwijl sommige constructeurs pas in de tweede helft van het decennium zullen beginnen met de massaproductie van waterstof- en brandstofcelvrachtwagens. Batterij-elektrische vrachtwagens zijn superieur in termen van efficiëntie en kosten, zowel voor korte als lange afstanden. Waterstofvrachtwagens zullen een kleinere rol spelen, bijvoorbeeld in zeehavens en industriële hubs, waar synergieën zullen bestaan met het gebruik van hernieuwbare waterstof in de scheepvaart en de zware industrie. In de brief waarnaar u verwijst, wordt derhalve gepleit voor een beperkte invoering van waterstoftankstations in vergelijking met het standpunt van de grote voorstanders van waterstof.”