De Europese Commissie wilde een ambitieuze en dus strenge Euro 7-norm, maar de lidstaten hebben via de Raad een veel gematigder standpunt ingenomen. Als dit standpunt uiteindelijk de overhand krijgt, betekent dit een verlaging van de doelstellingen voor de volksgezondheid, maar ook een minder kostbare maatregel voor fabrikanten en gebruikers.
Ter herinnering: de toekomstige Euro 7-norm zou van toepassing moeten zijn op alle soorten voertuigen met verbrandingsmotor (personenauto’s, lichte bedrijfsvoertuigen en vrachtwagens), maar bevat ook maatregelen voor de duurzaamheid van batterijen voor elektrische voertuigen. Aangezien de norm in 2025 van kracht moet worden, is de tijd gekomen om wetgeving op te stellen. Onder impuls van Spanje (dat momenteel het roulerend voorzitterschap van de Raad bekleedt) hebben de lidstaten een standpunt ingenomen dat rekening houdt met alle veranderingen die de Europese autofabrikanten momenteel ondergaan.
In het geval van lichte bedrijfsvoertuigen heeft de Commissie voorgesteld om de drempel voor vervuilende emissies te verlagen, maar de Raad is voorstander van het handhaven van deze emissies op hetzelfde niveau als in de huidige Euro 6e-norm. Voor zware vrachtvoertuigen zouden de toegestane emissiedrempels strenger moeten zijn, maar niet zoveel als de Commissie voorstelt. Op één punt lijkt er echter geen discussie meer mogelijk: de Euro 7-norm zal ook metingen omvatten van vervuilende deeltjes die worden uitgestoten door banden en remmen.
De IRU heeft al laten weten tevreden te zijn met het standpunt van de Raad, maar de fabrikantenorganisatie ACEA heeft haar standpunt nog niet bekendgemaakt. Nu het standpunt van de Commissie en dat van de Raad bekend zijn, moeten we wachten op het standpunt van het Parlement voordat de gebruikelijke trialoogonderhandelingen kunnen beginnen.
