De maatregel zal alleen een positieve impact hebben op Belgische transporteurs als de federale staat of de gewesten daartoe beslissen, maar het is toch goed nieuws: de de minimis vrijstellingsverordening is gewijzigd met twee praktische gevolgen: het bedrag van de de minimis-steun, dat 200.000 euro per bedrijf bedroeg over een periode van drie jaar, is verhoogd tot 300.000 euro en de transportsector wordt niet langer gediscrimineerd.
De Europese verdragen verbieden over het algemeen staatssteun vanwege het vermoeden dat het de concurrentie verstoort of dreigt te verstoren. Er zijn echter uitzonderingen: de Commissie kan steunmaatregelen toestaan als zij van mening is dat aan een aantal criteria is voldaan. Dit staat bekend als een Block Exemption Regulation, waarvan de ‘de minimis’-verordening een voorbeeld is: deze is gericht op kleine en middelgrote ondernemingen en voorzag in een maximumbedrag van €200.000 per bedrijf over drie jaar. Dit bedrag is onlangs verhoogd naar €300.000.
Daarnaast kon de transportsector slechts aanspraak maken op 50% van de maximumbedragen en mocht deze steun niet worden gebruikt voor vlootvernieuwing. Deze discriminatie bestaat nu niet meer, wat Raluca Marian, de IRU-afgevaardigde bij de Europese Unie, verheugt: “De IRU is blij met de herziening van de regels voor de kleine steunbedragen die lidstaten aan bedrijven kunnen toekennen zonder toestemming van de Europese Commissie. Naast de hoognodige indexering van het de minimis-bedrag, corrigeren de wijzigingen een historische onrechtvaardigheid door de de minimis-steunlimieten voor wegvervoerders op te heffen, waardoor zij dezelfde rechten krijgen als andere EU-bedrijven. Als een lidstaat middelen vrijmaakt, heeft voortaan elke ondernemer die actief is in de mobiliteit van personen en goederen daar toegang toe”.
