De droogte zorgt ervoor dat er minder water in het Kanaal Gent-Terneuzen staat. Enerzijds omdat er vanuit het binnenland in België minder water kan aangevoerd worden, anderzijds omdat er te weinig regen valt. Schepen mogen daarom momenteel maximum 12,35 meter diep in het water liggen (in plaats van 12,50 meter) om zo een veilige vaart te garanderen. Schepen die het kanaal vanop de Westerschelde opvaren, dienen dus extra goederen te lichteren tot maximum 12,35 meter diepgang. Ook schepen die de haven vanuit Gent en Terneuzen willen verlaten, zijn gedwongen minder goederen te laden.
Om te voorkomen dat er veel water vanuit het Kanaal in de Westerschelde loopt, gaan de sluizen in Terneuzen minder open. De sluizen blijven dicht vanaf 2 uur voor én tot 2 uur na laagwater om de hoeveelheid aan schutwater te beperken. Op één dag kunnen er dus gedurende acht uren geen schepen via het sluizencomplex in Terneuzen het Kanaal op- of afvaren. Dit heeft langere wachttijden tot gevolg voor zeeschepen, binnenvaartschepen en sleepboten. Schepen worden zoveel mogelijk samen geschut. Naast waterbesparing is ook het tegengaan van verzilting en instandhouding van oevers en dammen een bekommernis. Ook in de binnenvaartsluis in Evergem – ten zuiden van het Kanaal Gent-Terneuzen – wordt er waterbesparend geschut door de sluiskolk met zoveel mogelijk schepen te vullen.