De Franse autofabrikant Renault heeft gisteren een plan aangekondigd om zijn activiteiten volledig te herschikken. De divisie lichte bedrijfsvoertuigen werd niet vergeten, met verschillende belangrijke aankondigingen die gisteren door de CEO van de groep, Luca De Meo, werden gedaan.
Bij Renault heet dit ‘Renaulution’. Een strategisch plan dat met de aankondigingen van gisteren in de derde versnelling komt. Wat de lichte bedrijfsvoertuigen betreft, zal de Renault Groep de ontwikkeling van thermische en hybride voertuigen voortzetten. Deze motoren zullen worden ontwikkeld in samenwerking met de Chinese fabrikant Geely, waarbij de twee groepen hun technologische, industriële en O&O-activa bundelen in een 50/50 joint venture die motoren, versnellingsbakken, hybridisatiesystemen en batterijen voor personenauto’s en lichte bedrijfsvoertuigen zal ontwikkelen en produceren.
Wat de lichte bedrijfsvoertuigen betreft, zal Renault een waterstofgamma blijven ontwikkelen binnen de joint venture Hyvia, die streeft naar 30% van de Europese markt voor lichte bedrijfsvoertuigen op waterstof tegen 2030. De nieuwigheid komt vooral van een toekomstig compact elektrisch voertuig voor stadsgebruik, dat in 2026 wordt gelanceerd en ‘gedefinieerd rond de software’. Als we deze technocratische taal decoderen, betekent dit dat het toekomstige elektrische bedrijfsvoertuig niet alleen hyperconnected zal zijn in termen van wagenparkbeheer, maar ook (en dit is waar Renault hard toeslaat) dat het een end-to-end monitoring van activiteiten mogelijk zal maken, en bijvoorbeeld een digitale uitbreiding zal vormen van een magazijn dat zelf gedigitaliseerd is. Dit principe van de “digitale tweeling” wordt mogelijk gemaakt door kunstmatige-intelligentietechnologieën. Renault kondigt ook een vermindering aan van minstens 30% van de gebruikskosten tijdens de levensduur van het voertuig. Dit project vergt echter zo’n hoge investering dat de Renault Groep heeft besloten de krachten te bundelen met een andere fabrikant “met een complementaire activiteit”, met als doel de ontwikkelingskosten te delen.