Nu de Commissie een duidelijke koers heeft uitgezet voor het koolstofvrij maken van het wegvervoer (en op voorwaarde dat de tekst tijdens het wetgevingsproces niet wordt gewijzigd), maken de verschillende betrokkenen hun berekeningen. Dit is het geval voor ACEA, de federatie van Europese autofabrikanten, die de behoefte aan oplaadinfrastructuur heeft becijferd om de doelstelling te bereiken.
Om de gemiddelde uitstoot van nieuwe vrachtwagens tegen 2030 met 30% te verminderen (dat is de doelstelling die momenteel voor de fabrikanten is vastgesteld), moeten er op dat moment minstens 230.000 elektrische vrachtwagens (BEV’s) en minstens 50.000 vrachtwagens op waterstof op de weg zijn. Ongeveer 180.000 van deze voertuigen zullen moeten worden gebruikt voor langeafstandsvervoer en zullen daarom afhankelijk zijn van een megawatt-laadsysteem (MCS ).
De ACEA schat ook dat elk oplaadpunt aanvankelijk door gemiddeld vijf tot zes vrachtwagens per dag zal worden gebruikt. Dit gebruik zal snel toenemen naarmate het aantal elektrische vrachtwagens toeneemt. Tegen 2030 zouden 34 000 tot 42 000 openbaar toegankelijke MCS-laadpunten nodig zijn, waarvan minstens 20 000 tot 25 000 langs belangrijke Europese vervoersroutes.
Als de CO2-emissiereductiedoelstellingen worden verhoogd tot 40% in 2030 (zoals de Commissie nu voorstelt), zijn er minstens 320 000 elektrische vrachtwagens nodig en moet het aantal oplaadpunten tussen 48 000 en 59 000 liggen, waarvan 28 000 tot 35 000 MCS-laadpunten. Voor waterstoftrucks moet het aantal stijgen van ongeveer 50.000 naar minstens 70.000, waarvoor minstens 2.000 in plaats van 1.500 tankstations nodig zijn.